Joodse school Utrecht
.

Edith Weisz (Weiss)

De ouders van Edith scheiden in de jaren dertig [1] en vader Hermann vertrekt naar Nederland. Als de Jodenvervolging in Duitsland steeds heftiger wordt, wordt Edith ook naar Nederland gestuurd. Ze komt terecht bij haar oom, Marcus Weisz, de broer van vader Hermann.

Oom Marcus woont in de Havikstraat 18 bis samen met zijn huishoudster Margarethe Goldstein. Omdat Marcus wil gaan trouwen, vertrekt Margarethe via Hilversum naar Amsterdam. Zij sterft op 30 september 1942 in Auschwitz.

De elfjarige Edith krijgt er op 11 september 1941 een ‘pleegtante’ bij op de Havikstraat. Op die datum trouwt oom Marcus met Erna Rathheim.

Tot begin 1943 weten Edith en haar oom en tante de deportaties te ontlopen. Tante Erna is hoogzwanger en bevalt op 18 februari 1943 van Manfred Moses Israël Weisz. Zoals het hoort in de Joodse gemeenschap, moet het jongetje besneden worden. Het is de laatste baby in Utrecht die gedurende de oorlog nog besneden wordt.  

Kopie uit het besnijdenisboekje van Louis H. Frijda; met dank aan Louis Cohen

Oom Marcus meldt de geboorte van Manfred keurig bij de gemeente Utrecht. Hij plaatst zelfs een advertentie.

Op 22 april 1943 komen zij aan in kamp Vught. Mogelijk heeft Edith haar biologische vader Hermann weer teruggezien, want die was toen ook in dat kamp. Op 7 juni 1943 wordt Edith doorgestuurd naar Westerbork, samen met oom en tante en neefje Manfred. Ook daar kan ze Hermann en stiefmoeder Sybilla weer zijn tegengekomen.  Op 13 juni 1943 gaat ze samen met oom en tante en haar baby-neefje op transport naar het oosten. Drie dagen later worden ze meteen na aankomst in Sobibor vergast.

Edith is dan 13 jaar oud. Haar kleine neefje sterft al na 4 maanden. 

Hier de kaart zoals de Joodse Raad van Edith had.