Joodse school Utrecht
.

Jakob Neumann

Van sommige vermoorde kinderen van de Joodse school in Utrecht is in de archieven weinig persoonlijk materiaal te vinden: geen foto, geen handgeschreven aantekening, geen dagboek. Jakob Neumann is zo'n leerling. Niets is van hem beschreven; ik kan hem dus ook op de klassenfoto's van de Joodse school niet identificeren. Hij is Zawisna (tegenwoordig Polen) geboren in 1928 en 15 jaar later in Sobibor vermoord. In de archieven kan ik alleen de reis van zijn gezin reconstrueren.

Jakob is de zoon van Hermann Neumann (1894) en Hélène Fröhlich (1903). Vader Hermann is koopman, maar wat hij verkoopt is niet duidelijk. Vanuit Zawisna vertrekt het drietal in 1933 naar Rotterdam. [1] 

Daar wonen ze op drie adressen bij andere mensen in huis (zie 'inw') tot in 1936 een eigen huis krijgen in de Delftschestraat 23b. [2]

Op dat adres staat het gezin ook vermeld in het adresboek van Rotterdam uit 1939 [3]

Begin september 1940 krijgen alle niet-Nederlandse joden het bevel om de kuststreek te verlaten. Ook Rotterdam hoort nog tot de kuststreek. Het gezin Neumann gaat naar Utrecht komt terecht in de Hartingstraat 2, waar nog twee joden wonen.  Jakob gaat aan het begin van de oorlog naar school op het Janskerkhof [4] Als in september de joodse leerlingen niet meer naar de 'normale' scholen mogen, wordt Jakob ingeschreven op de Joodse school in Ondiep 63. Hij komt daar terecht in de 2e klas van de ULO. [5] 

Op 14 augustus 1942 krijgt het gezin het bevel dat zij het huis op de Hartingstraat moeten verlaten omdat het in beslag genomen wordt door de Duitse Wehrmacht. [6]

Zoals hier te zien is, wordt hun tijdelijke (!) verblijfplaats Springweg 119bis. In de loop van de tijd krijgen zij uitstel van deportatie omdat een van de bewoners een 'sper' heeft. [7]

Het gezin blijft op de Springweg totdat eind april 1943 alle joden die nog in Utrecht zich moeten melden in kamp Vught. 22 april moet Utrecht 'judenrein' zijn. Op 16 april 1943 worden zij ingeschreven in kamp Vught. Daar wordt vader Hermann gescheiden van zijn vrouw en kind. Moeder Hélène en Jakob worden op 7 juni ingeschreven in Westerbork. daar doet ze vreselijk haar best om een zogenaamd Palestina certificaat te krijgen. Dat kan als zij familie in Palestina heeft. [8]

Het lukt niet en ruim een maand later gaan zij op transport naar Sobibor. In die trein zitten 1988 mensen opeengepakt. Niemand van dit transport heeft de oorlog overleefd. [8]

Vader Hermann probeert in Vught ook via het Rode Kruis contact te leggen met familie in Palestina om een Palestina certificaat te krijgen: 

Hermann gaat op 21 september 1943 van Vught naar Westerbork. Zijn vrouw Hélène en zoon Jakob zijn dan al vermoord in Sobibor. Op 16 november 1943 gaat hij op transport naar Auschwitz. Kennelijk wordt hij bij aankomst niet meteen vergast, maar krijgt hij werk. Volgens zijn overlijdensacte is hij ergens in Polen overleden op 31 maart 1944. [11]