Joodse school Utrecht
.

Heinz Jülich

Hitler is in Duitsland al aan de macht als in 1934 de joodse Heinz Jülich ter wereld komt. Veehandelaar Alfred Jülich en zijn vrouw Alwine krijgen het in de loop van de dertiger jaren steeds moeilijker door het toenemende anti-semitisme en de beperkende maatregelen tegen joden. Drie broers van moeder Alwine zijn daarom al geëmigreerd naar de Verenigde Staten. Alfred en Alwine besluiten ook te emigreren. Het drietal gaat naar Rotterdam om daar de boot te nemen naar de VS. Ze hebben geboekt op de Statendam III, het vlaggenschip van de Holland-Amerika Lijn. 

Heinz op schoot bij moeder Alwine (foto familiearchief)

De bagage is al afgegeven en zit al in het ruim van het schip als de Duitsers ons land binnenvallen. Duitse parachutisten landen in Rotterdam Zuid en op het dek van de Statendam stellen ze een mitrailleur op. Door de gevechten breekt er brand uit op het schip. Het vuur grijpt snel om zich heen en blussen is onmogelijk. De Statendam brandt volledig uit.

Het gezin Jülich zit vast in Rotterdam. Ze vinden onderdak bij de familie Oppenheimer, Joods-Duitse vluchtelingen, die al sinds 1933 in Nederland zijn. Bovendien is Arthur Oppenheimer net als vader Alfred een veehandelaar. 

In september 1940 moeten alle niet-Nederlandse joden de kuststreek verlaten en Rotterdam hoort volgens de Duitsers nog tot de kuststreek. De twee gezinnen verhuizen naar Veldhuizen. Toen een zelfstandige gemeente, tegenwoordig een wijk in Utrecht. Eerst wonen ze samen in één huis, na een half jaar krijgen Alfred, Alwine en Heinz een eigen huis op de Meerndijk. 

Heinz is zes jaar en gaat dus naar de lagere school in Veldhuizen. Als hij de eerste klas (tegenwoordig groep 3) doorlopen heeft, krijgen zijn ouders in de zomervakantie een brief dat Heinz na de vakantie niet meer naar zijn eigen school mag, omdat hij joods is. In de grote steden ontstaan speciale Joodse scholen met alleen joodse leerkrachten en joodse leerlingen. In Veldhuizen is Heinz de enige leerling in de lagere school leeftijd die joods is. De gemeente Veldhuizen vraagt half november 1941 aan de wethouder van de naburige gemeente Utrecht of Heinz naar de Joodse school in die stad mag. Dat staat de Utrechtse wethouder toe.

Op de leerlingenlijst van januari 1942 staat Heinz. Hij is dan zeven jaar. Hoe komt een kind van die leeftijd dagelijks van Veldhuizen naar de Joodse school in Ondiep? Op de fiets is dat een tocht van een half uur. Heeft Alfred of Alwine hem op de schooldagen weggebracht en weer opgehaald? In de archieven is niets te vinden over de aanwezigheid of afwezigheid van Heinz op die school. Op de klassenfoto's die in mei/ juni 1942 gemaakt zijn, is Heinz niet te vinden. Er zijn meer gevallen bekend van joodse kinderen die ver buiten de stad Utrecht wonen, die wel op de leerlingenlijst staan, maar eigenlijk nooit de school hebben bezocht.

Op de registratiekaart van Heinz staan de letters VOW. Die afkorting betekent Vertrokken Onbekend Waarheen. Als een gezin onderduikt, gaan ze dat natuurlijk niet melden aan de Burgerlijke Stand van hun gemeente.

Waarschijnlijk zijn de Jülichs samen met de Oppenheimers ondergedoken. Moeder Alwine en Heinz zijn echter op 23 september 1942 opgepakt en op 26 september ingeschreven in Westerbork. Twee dagen later gaan ze op transport naar Auschwitz waar ze meteen na aankomst vergast worden.

Vader Alfred gaat op 9 november 1942 op transport richting Auschwitz, maar bij het dorp Cosel is hij met meerdere mannen uit de trein gehaald om te gaan werken in de fabrieken rond Auschwitz. Als de Russen naderen moet Alfred mee op de zogenaamde dodenmarsen van gevangenen naar het westen. Dwars door Duitsland komt hij uiteindelijk doodziek aan in een subkamp van Natzweiler in Frankrijk. Daar is hij bevrijd door het Franse leger.

Alfred keert terug naar zijn geboorteplaats waar hij verzorgd wordt door Christine, een niet-Joodse vriendin van zijn vrouw. Later trouwt hij met haar. Alfred overlijdt in 1975.

 Stolpersteine voor het gezin Jülich voor het huis Meerndijk 74 (foto Traces of War)